Page 25 - Algemene Anatomie Atlas
P. 25
HET SPIERSTELSEL
DE HALS EN NEK
ACHTERAANZICHT
onderste schuine kleine achterste rector grote voorste peeskap van de schedel of achterhoofdsspier
hoofdspier capitisspier rector capitisspier galea aponeurotica Een platte spier die
Een spier die loopt van de atlas Een platte spier die de atlas en het Dunne peesplaat die boven over de bestaat uit twee delen
Ook wel de grote schuine
spier genoemd. Deze spier naar het achterhoofdsbeen en die achterhoofdbeen verbindt en die helpt bij het schedel loopt en stevig met de huid is die ontspringen in de
loopt van de draaier naar helpt bij het zijwaarts en achterover zijwaarts en achterover buigen van het hoofd. verbonden, waardoor hij soepel over het galea aponeurotica en
de atlas. De spier maakt buigen van het hoofd. bot kan glijden. Hier ontspringen alle over het achterhoofd
rotatie van het hoofd van huidspieren die over de schedel lopen. naar de zijkant van het
links naar rechts mogelijk. achterhoofdsbeen lopen.
Samentrekking spant de
galea aponeurotica aan
die de schedel bedekt.
semispinalis
capitisspier
Een spier die loopt van de
laatste halswervel en de bovenste schuine
eerste borstwervel naar hoofdspier
het achterhoofdsbeen. De Ook wel de kleine
spier kan het hoofd schuine spier genoemd.
achterover bewegen of Deze spier loopt van de
roteren. atlas naar het
achterhoofdsbeen. De
spier maakt zijwaartse
buiging van het hoofd
mogelijk.
spleniusspier
Een spier die onder de
monnikskapspier ligt en
op twee punten
28 ontspringt. Een bundel
begint bij het uitsteeksel
in de hals van het
slaapbeen (spleniusspier
van het hoofd) en de
andere bundel in de
eerste halswervel
(spleniusspier van de
hals). Beide spierbundels
lopen naar beneden en
komen samen bij de
laatste halswervel en de semispinalis
eerste borstwervel. De capitisspier
spieren maken het Een spier die loopt van
achterover of zijwaarts de laatste halswervel en
buigen van het hoofd en de eerste borstwervel
rotatie mogelijk. naar het
achterhoofdsbeen. De
spier kan het hoofd
achterover bewegen of
roteren.
voorste halsspier
Een spier die begint bij het
uitsteeksel in de hals van
de slaap- en
achterhoofdsbeenderen. Hij lange spier
splitst zich naar beneden Een verlengde spier
op in twee bundels: een die de laatste
ervan gaat naar het halswervel en de
manubrium van het eerste borstwervel
borstbeen en de andere verbindt met het
naar het sleutelbeen. De slaapbeenuitsteeksel
spier maakt rekken, in de hals. Deze spier
zijwaarts buigen en roteren zorgt voor zijwaartse
van de nek mogelijk. of achterwaartse
beweging van het
hoofd.
trapeziumvormige of monnikskapspier
Een brede, driehoekige spier die bijna alle andere spieren in de
hals en een groot deel van de bovenrug bedekt. Hij is verbonden oppervlakkige halsfascie
met het achterhoofdsbeen en de wervelkolom, bij de dorsale Een peesblad of aponeurose dat alle structuren in de
halswervels, en loopt vandaaruit breed over de schouders naar het hals bedekt, met individuele verlengstukken die om de
schouderblad en het sleutelbeen. De spier trekt de schouders spieren in dat gebied liggen.
omhoog en stelt het hoofd in staat zijwaarts te buigen.